WGA deel 1

WGA: uittreden of bij het UWV blijven?
Een groeiend aantal bedrijven brengt zijn WGA-verzekering onder bij een private verzekeraar, in plaats van bij het UWV. In sommige gevallen scheelt het tonnen per jaar. Toch blijft het in veel gevallen een moeilijke keuze. Voor wie is privaat goedkoper dan publiek? En hoe zit het eigenlijk met de aangekondigde privatisering van de WGA?Eén bedrijf waarmee hij zaken doet, heeft al twee keer laten doorrekenen of misschien dit het goede moment was om over te stappen. Steeds bleek van niet. En onlangs belden ze hem voor een derde doorrekening. Volgens Paul Lammerts, specialist besparingsonderzoeken voor werkgevers, tekent het de moeite die bedrijven hebben met de keuze of ze hun WGA-risico willen onderbrengen bij het UWV of bij een private verzekeraar. Die vraag is nu extra actueel om twee redenen: dit jaar verhoogde het UWV de WGA-premies fors (in de meeste gevallen tot zelfs een verdriedubbeling) en het voornemen van de overheid om de WGA te gaan privatiseren. Maar voordat we toekomen aan de vraag hoe je naar een private verzekeraar kunt overstappen en voor wie dat eigenlijk interessant is, is het goed om eens wat dieper in de WGA te duiken, want in de praktijk blijkt het tamelijk zware kost.
WGA is onderdeel WIA
Wanneer een werknemer langer dan twee jaar ziek is, en alle pogingen om hem weer aan het werk te krijgen mislukken, dan komt iemand in aanmerking voor de entreekeuring van de wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). De WIA bestaat uit twee delen: de IVA en de WGA, en daarnaast is er een restcategorie. De IVA is voor werknemers die 80 tot 100 procent loonverlies hebben én duurzaam arbeidsongeschikt zijn, wat betekent dat ze ook in de eerstkomende vijf jaar geen of geringe kans op herstel hebben. Wanneer iemand in de IVA komt, merk je daar als werkgever financieel maar weinig van. De WGA is voor mensen die tussen de 35 en 80 procent arbeidsongeschikt zijn én voor de categorie 80/100 procent zonder duurzame beperkingen. Als werkgever merk je veel van deze categorie, daarover gaat dit artikel. En de restcategorie bestaat uit mensen die minder dan 35 procent arbeidsongeschikt zijn, zij krijgen geen arbeidsongeschiktheidsuitkering.
Werkgevers betalen een premie voor de twee eerste categorieën, de WGA-premie. Die bestaat uit een basispremie IVA/WGA, die bedraagt 5,7 procent van de premieloonsom. Daarnaast is er een gedifferentieerde WGA-premie. De hoogte van de premie hangt af van je WAO- en WGA-uitkeringslasten in het jaar T-2 (voor 2010 kijkt men dus naar 2008). ‘Schone werkgevers’ die geen WGA-instromers hebben (werknemers dus die voor meer dan 35 procent arbeidsongeschikt zijn) betalen minder premie dan werkgevers die veel zieken hebben. Het doel is natuurlijk om bedrijven te stimuleren werk te maken van re-integratie. De gedifferentieerde premie begint voor grote werkgevers bij 0,06 procent en kan oplopen tot maar liefst 2,12 procent. Voor kleine werkgevers (premieloonsom onder de 730.000 euro) is de (basis-) gedifferentieerde premie 0,59 procent. Eind vorig jaar kregen werkgevers een beschikking waarin de nieuwe gedifferentieerde premie werd vastgesteld. En velen schrokken behoorlijk. Want die premie was fors gestegen. Sommige minder schone bedrijven kregen zelfs te maken met een verdriedubbeling van de premie, wat in voorkomende gevallen kan neerkomen op enkele tonnen per jaar. Hoe kan dat? Nogmaals Paul Lammerts, specialist besparingsonderzoeken voor werkgevers: ‘Het UWV hanteert een omslagstelsel: er wordt gekeken hoeveel inkomsten er nodig zijn om de uitgaven te dekken en dat wordt gewoon doorberekend. De afgelopen jaren is het UWV te voorzichtig geweest, dus nu moet de premie weer omhoog. Maar een tweede oorzaak is belangrijker. Steeds meer ‘schone bedrijven’ kiezen ervoor om uit te treden, waardoor bij het UWV de minder schone bedrijven achter blijven. Steeds minder bedrijven moeten dus steeds meer uitkeringen ophoesten. Het systeem wordt uiteindelijk onhoudbaar en blaast zichzelf op.’
Wat is uittreden?
Het woord overstappen is al gevallen, maar wat betekent het precies? Werkgevers kunnen twee keer per jaar (in januari en juli) besluiten om uit te treden. Dat wil zeggen dat ze besluiten om ‘eigenrisicodrager’ te worden en de eerste tien jaar van de WGA-uitkering zelf te bekostigen. De grote multinationals kunnen dat uit eigen portemonnee doen, maar de meeste bedrijven zullen dat risico weer willen herverzekeren. Je betaalt dan nog wel de basispremie aan het UWV, maar wisselt de gedifferentieerde (UWV-) premie in voor een (in veel gevallen lagere) particuliere verzekeringspremie. Het woord eigenrisicodrager suggereert dus meer dan het in werkelijkheid is: je blijft ‘verzekerd’ voor toekomstige risico’s, alleen op een andere manier. Het systeem met private partijen is bedacht omdat men vond dat het UWV onvoldoende in staat is om mensen te herplaatsen. Paul Lammerts: ‘Men gaat ervan uit dat in een geprivatiseerde situatie de werkgever (met rugdekking van de verzekeraar) er meer belang bij heeft iemand te herplaatsen en daar harder voor werkt, dan het UWV die alleen de kosten doorberekent via een omslagstelsel. Daar ben ik het wel mee eens: verzekeraars zijn creatiever en meer getriggerd om mensen weer terug de arbeidsmarkt op te krijgen. Je ziet dat ook in de recente kwartaalverkenning van het UWV: verzekeraars doen het gewoon veel beter. En dat is heel jammer want mensen móeten werken, de WGA is echt een glijbaan naar de bijstand. Bovendien hebben we over een paar jaar weer een krappe arbeidsmarkt waarin we echt iedereen nodig hebben.
(Bron: P&Oactueel magazine)